Tentoonstelling: “Tussen Leie en Schelde”

De Stichting Georges Dheedene uit Zulte en het Davidsfonds Oudenaarde sloegen de handen in elkaar en organiseren in september 2016 de tentoonstelling ” Georges Dheedene – Jules Boulez, tussen Leie en Schelde” in het Stadhuis van Oudenaarde.
De openingsceremonie vindt plaats op 3 september en de tentoonstelling is open tot 18 september.
In de tentoonstelling wordt werk getoond van Zultenaar Georges Dheedene (1909-1973)en de Oudenaardse kunstschilder Jules Boulez(1889-1960).
Naar aanleiding van deze tentoonstelling wordt een prachtige catalogus uitgegeven, waarin naast de tentoongestelde werken ook het boeiende levensverhaal van beide kunstschilders aan bod komt.

Wie is Jules Boulez?

Georges Dheedene is voor de Zultenaren ongetwijfelde geen onbekende, maar wie is Jules Boulez ?

Kunstschilder Jules Boulez, wordt geboren op 6 mei 1889 te Sint-Eloois-Vijve, bij Waregem. Zijn moeder was afkomstig uit Wallonië en zijn vader Paul Boulez, een herenboer, oefende gedurende 23 jaar het ambt van burgemeester uit in Sint-Eloois-Vijve.
Boulez, die gerelateerd wordt aan de Latemse School, is eigenlijk geen Leieschilder, want het is in Oudenaarde aan de Schelde dat hij zijn belangrijke bijdrage zal leveren tot de Vlaamse schilderkunst.

Jules Boulez voltooit zijn middelbaar onderwijs in het Sint-Amandusinstituut van de Broeders der Christelijke scholen te Gent. Aanvankelijk wou hij toneelspeler worden. Aan het Conservatorium van Gent studeert hij Franse dictie en scenische kunsten, waarin hij een eerste prijs behaalt. Maar het bloed kruipt waar het niet gaan kan: Jules voelt zich ook aangetrokken tot de schilderkunst en onder invloed van kunstschilder Modest Huys, die in die tijd naast de familie Boulez in Sint-Eloois-Vijve woont, volgt hij in 1910 schilderlessen in het Parijse atelier Charier en aan de Salomon Reinach-school van het Louvre.
In september 1912 schrijft hij zich in aan de Academie van Gent, waar hij les krijgt van onder meer Georges Minne. Het is de periode van de Latemse School en de opbloei van het Vlaamse expressionisme met als grote namen Gustaaf De Smet, Frits Van Den Berghe en Permeke. Jules komt echter nooit in de verleiding om hen na te bootsen, enkel het werk van Gustaaf Van de Woestijne, Valerius De Saedeleer en beeldhouwer Georges Minne tonen in het begin een zekere invloed. Boulez bewondert vooral zijn leraar Georges Minne die hij een beetje als zijn geestelijke vader beschouwt. Later oefenen vooral Picasso en Braque invloed uit op zijn werk.

In zijn impressionistische periode gaat zijn voorkeur uit naar de objectieve schoonheid van landschappen, interieurs, stillevens, portretten, figuren en dieren. In zijn later werk primeert het zuivere picturale aspect, het lijntekenen en de beeldende kunst. Hij schildert mythologische taferelen, poëtische allegorieën, stadszichten en talrijke naakten, een beetje in de stijl van Gustaaf De Smet.

Zijn vele abstracte werken, gewoonlijk van klein formaat, getuigen van hoge artistieke kwaliteit. Zijn voorkeur gaat echter naar het abstract figuratieve.  Typisch voor Boulez zijn de vaak onderlijnde of zelfs fors afgelijnde vormen.

In het begin van 1900 maakt Boulez deel uit van de Oudenaardse schilderclub “Licht en Schaduw” (later de Oudenaardse Kunstkring) onder het voorzitterschap van Louis Raepsaet.

In 1916 huwt hij met Hilde De Clercq, dochter van een Oudenaards magistraat en vestigt zich in Oudenaarde waar hij al snel met volle teugen deelneemt aan het culturele leven als bestuurslid van de Geschied- en Oudheidkundige Kring en van de Koninklijke Academie. Jules Boulez levert onder andere een belangrijke bijdrage tot de reorganisatie van de lakenhalle als museum.
Hij werkt in die periode ook actief mee aan de destijds vermaarde revue ’t Portje van burgemeester Santens, waar hij de regie verzorgt alsook instaat voor de decorbouw en het ontwerp van de kostuums.

Met de hulp van architect August De Smet bouwt hij in Oudenaarde in 1928 een architectonisch experimenteel huis aan Tussenbruggen langs de oever van de Schelde, waar hij tot zijn dood zal wonen. Dit prachtige en merkwaardige kunstenaarshuis met bijhorend futuristisch atelier wordt echter door toedoen van wegenwerken in 1967 gesloopt.

Jules Boulez bereikt zijn hoogtepunt als kunstschilder in 1940.
Tijdens zijn leven stelt hij onder andere tentoon in Venetië (Biënnale in 1932), Gent (Cercle Artistique in 1935), Brussel (Paleis van Schonen Kunsten in 1936), Tel-Aviv (groepstentoonstelling in 1938), Stockholm (1938), Amsterdam (Kunst van Heden in 1940), en Brussel (Apollon in 1942 en 1943). Het stadhuis van Oudenaarde bezit twee werken: “de aardappeloogst” en de “Pompier-sapeur”.

In 1949 publiceert hij ook zijn eerste essay “Sextant”, waarin hij zijn merkwaardige visie op de hedendaagse kunst uiteenzet. Deze publicatie wordt gevolgd door een tweede essay “Précipités” uitgegeven door uitgeverij De Sikkel.

De laatste jaren van zijn leven schildert en tekent Boulez onvermoeibaar. Hij overlijdt onverwacht in Oudenaarde op 23 februari 1960, ten gevolge van een hartfalen, tijdens het pasklaar maken van een lijst voor één van zijn laatste schilderijen.